
Jurisprudentie
AA1509
Datum uitspraak1995-10-25
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30688
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30688
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 2 september 1994 betreffende de hem voor het jaar 1990 opgelegde aanslag in de vermogensbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aanslag in de vermogensbelasting opgelegd naar een vermogen van f 508.000,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiƫn heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie Door de Staatssecretaris van Financiƫn is een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid wegens het niet betalen van het in cassatie verschuldigde griffierecht binnen de gestelde termijn. De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 15 februari 1995 in de gelegenheid gesteld zich hierover schriftelijk uit te laten. In zijn brief van 21 februari 1995 betoogt belanghebbende dat hij de brief van de Griffier van de Hoge Raad waarin op de verschuldigdheid van het griffierecht wordt gewezen niet heeft ontvangen en dat betaling van het griffierecht zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. De Hoge Raad acht aannemelijk dat belanghebbende genoemde, niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 7, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken ver zonden, brief niet heeft ontvangen. Het ter zake van het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht is ontvangen op 28 februari 1995. Gelet op het voren staande kan niet worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
4. Beoordeling van de middelen De middelen falen, daar het Hof, uitgaande van de - aan het Hof voorbehouden - vaststelling van de feiten, een beslissing heeft gegeven die niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en die naar de eis der wet met redenen is omkleed.
5. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
6. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 25 oktober 1995 vastgesteld door de raadsheer Wildeboer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Den Ouden, en op die datum in het openbaar uitgesproken.